maandag 30 juni 2014

Lessen uit de natuur

Ze wonen tussen de bomen, in een bos ver van de bewoonde wereld. Het meisje is negen. Ze gaat niet naar school, maar krijgt les van haar moeder. Lessen uit de natuur.
Ze hebben een moestuin en een kruidentuin waaruit ze hun dagelijkse voeding halen. Het meisje heeft haar eigen hoekje waar ze haar aardbeien verzorgd. Ze is dol op aardbeien; op hun mooie rode kleur, hoe ze voelen, ruiken en natuurlijk smaken.
Achter het huis staan appelbomen. Elke week plukken ze een mand vol appels waarmee ze samen de lekkerste appeltaarten bakken. Ze is dol op appeltaarten.
Het meisje is ook gek op dieren. Ze had ooit een hond, maar die is er niet meer.
Nu heeft ze alleen haar moeder. Ze vindt het niet erg zo ver weg van alles en iedereen te wonen, maar soms voelt ze dat ze nog iets mist in haar leven. Er is nog een onvervulde leegte, een stille wens.
Op een dag trekt er een zware onweersbui voorbij. De lucht wordt heel donker en voor een moment is het zo stil dat zelfs de krekels zwijgen. Dan begint het ineens hard te waaien en een felle lichtflits laat het meisje schrikken. Ze telt zachtjes en bij ‘vier’ laat een donderklap het kleine huisje trillen. Ze voelt het zelfs in haar buik. De regen slaat tegen de ramen, lang en hard alsof het graag naar binnen wil.
Als het onweer eindelijk langs getrokken is, wil het meisje graag naar buiten. Ze rent op haar blote voeten door een bloemenwei, over een heuvel, langs de oude eik achter het huis het bos in. Ze blijft rennen want er is iets… een gevoel dat haar drijft. Een gevoel dat haar leidt naar een open plek in het bos.
Bij een linde blijft ze staan. Heel stil staat ze daar, haar handen gevouwen in elkaar. En wanneer de wolken wijken en de zon de open plek in het lichtste licht zet, ziet ze haar. Eerst verschijnt er een lang oor en dan nog één. Twee glinsterende ogen kijken het meisje nieuwsgierig aan.
‘Ik heb op je gewacht,’ fluistert ze terwijl ze de warme vacht aait. ‘Ik wist dat je zou komen.’
De jonge ezelin buigt haar hoofd en laat zich graag omhelzen.
‘Ik noem je Carla.’
Vanaf die dag waren de twee onafscheidelijk.
De ezelin was blij met haar nieuwe maatje en het meisje voelde zich net zo gelukkig. De leegte die ze ooit voelde in haar leven was opeens weg, alsof het er nooit was geweest.



Ter nagedachtenis aan Carla Hoedemaekers


2 opmerkingen: