maandag 18 augustus 2014
zondag 17 augustus 2014
Dropplant
De dropplant heeft een reinigend vermogen, met name voor
verstopte luchtwegen. Het is een muntachtig kruid waarvan de bladeren naar
anijs smaken en de geur doet denken aan drop. Vroeger werd er van deze plant
dan ook drop gemaakt.
zondag 3 augustus 2014
Ruimtelijk
Dag blad, hoe lig je stil
tussen de regels te zijn
zoals de nacht zich mengt
tussen de sterren.
Ik lees je, schrijf je
met mijn gedachteninkt
pas als ik zeker ben
laat ik je
los.
tussen de regels te zijn
zoals de nacht zich mengt
tussen de sterren.
Ik lees je, schrijf je
met mijn gedachteninkt
pas als ik zeker ben
laat ik je
los.
maandag 30 juni 2014
Lessen uit de natuur
Ze wonen tussen de bomen, in een bos ver van de
bewoonde wereld. Het meisje is negen. Ze gaat niet naar school, maar krijgt les
van haar moeder. Lessen uit de natuur.
Ze hebben een moestuin en een kruidentuin waaruit ze hun dagelijkse voeding halen. Het meisje heeft haar eigen hoekje waar ze haar aardbeien verzorgd. Ze is dol op aardbeien; op hun mooie rode kleur, hoe ze voelen, ruiken en natuurlijk smaken.
Achter het huis staan appelbomen. Elke week plukken ze een mand vol appels waarmee ze samen de lekkerste appeltaarten bakken. Ze is dol op appeltaarten.
Het meisje is ook gek op dieren. Ze had ooit een hond, maar die is er niet meer.
Nu heeft ze alleen haar moeder. Ze vindt het niet erg zo ver weg van alles en iedereen te wonen, maar soms voelt ze dat ze nog iets mist in haar leven. Er is nog een onvervulde leegte, een stille wens.
Op een dag trekt er een zware onweersbui voorbij. De lucht wordt heel donker en voor een moment is het zo stil dat zelfs de krekels zwijgen. Dan begint het ineens hard te waaien en een felle lichtflits laat het meisje schrikken. Ze telt zachtjes en bij ‘vier’ laat een donderklap het kleine huisje trillen. Ze voelt het zelfs in haar buik. De regen slaat tegen de ramen, lang en hard alsof het graag naar binnen wil.
Als het onweer eindelijk langs getrokken is, wil het meisje graag naar buiten. Ze rent op haar blote voeten door een bloemenwei, over een heuvel, langs de oude eik achter het huis het bos in. Ze blijft rennen want er is iets… een gevoel dat haar drijft. Een gevoel dat haar leidt naar een open plek in het bos.
Bij een linde blijft ze staan. Heel stil staat ze daar, haar handen gevouwen in elkaar. En wanneer de wolken wijken en de zon de open plek in het lichtste licht zet, ziet ze haar. Eerst verschijnt er een lang oor en dan nog één. Twee glinsterende ogen kijken het meisje nieuwsgierig aan.
‘Ik heb op je gewacht,’ fluistert ze terwijl ze de warme vacht aait. ‘Ik wist dat je zou komen.’
De jonge ezelin buigt haar hoofd en laat zich graag omhelzen.
‘Ik noem je Carla.’
Vanaf die dag waren de twee onafscheidelijk.
De ezelin was blij met haar nieuwe maatje en het meisje voelde zich net zo gelukkig. De leegte die ze ooit voelde in haar leven was opeens weg, alsof het er nooit was geweest.
Ter nagedachtenis aan Carla Hoedemaekers
Ze hebben een moestuin en een kruidentuin waaruit ze hun dagelijkse voeding halen. Het meisje heeft haar eigen hoekje waar ze haar aardbeien verzorgd. Ze is dol op aardbeien; op hun mooie rode kleur, hoe ze voelen, ruiken en natuurlijk smaken.
Achter het huis staan appelbomen. Elke week plukken ze een mand vol appels waarmee ze samen de lekkerste appeltaarten bakken. Ze is dol op appeltaarten.
Het meisje is ook gek op dieren. Ze had ooit een hond, maar die is er niet meer.
Nu heeft ze alleen haar moeder. Ze vindt het niet erg zo ver weg van alles en iedereen te wonen, maar soms voelt ze dat ze nog iets mist in haar leven. Er is nog een onvervulde leegte, een stille wens.
Op een dag trekt er een zware onweersbui voorbij. De lucht wordt heel donker en voor een moment is het zo stil dat zelfs de krekels zwijgen. Dan begint het ineens hard te waaien en een felle lichtflits laat het meisje schrikken. Ze telt zachtjes en bij ‘vier’ laat een donderklap het kleine huisje trillen. Ze voelt het zelfs in haar buik. De regen slaat tegen de ramen, lang en hard alsof het graag naar binnen wil.
Als het onweer eindelijk langs getrokken is, wil het meisje graag naar buiten. Ze rent op haar blote voeten door een bloemenwei, over een heuvel, langs de oude eik achter het huis het bos in. Ze blijft rennen want er is iets… een gevoel dat haar drijft. Een gevoel dat haar leidt naar een open plek in het bos.
Bij een linde blijft ze staan. Heel stil staat ze daar, haar handen gevouwen in elkaar. En wanneer de wolken wijken en de zon de open plek in het lichtste licht zet, ziet ze haar. Eerst verschijnt er een lang oor en dan nog één. Twee glinsterende ogen kijken het meisje nieuwsgierig aan.
‘Ik heb op je gewacht,’ fluistert ze terwijl ze de warme vacht aait. ‘Ik wist dat je zou komen.’
De jonge ezelin buigt haar hoofd en laat zich graag omhelzen.
‘Ik noem je Carla.’
Vanaf die dag waren de twee onafscheidelijk.
De ezelin was blij met haar nieuwe maatje en het meisje voelde zich net zo gelukkig. De leegte die ze ooit voelde in haar leven was opeens weg, alsof het er nooit was geweest.
Ter nagedachtenis aan Carla Hoedemaekers
zondag 1 juni 2014
Lofzang
Ergens wacht
een melodie zo schoon
van kelk en kroon
weerspiegeld op een lenteblad
een portret van bloeiend vuur
en levenskracht
een hart van tijd
zo teer, zo zacht
maar vol van leven
vol van pracht
in wind en onder sterrenlicht
een lofzang op papier
gedicht.
een melodie zo schoon
van kelk en kroon
weerspiegeld op een lenteblad
een portret van bloeiend vuur
en levenskracht
een hart van tijd
zo teer, zo zacht
maar vol van leven
vol van pracht
in wind en onder sterrenlicht
een lofzang op papier
gedicht.
donderdag 29 mei 2014
De mug en de mens
Wat is dat?’ vraagt Mia.
Dat is een mens,’ zegt moeder mug.
‘Wat is hij aan het doen?’
‘Hij slaapt.’
‘En nu?’
‘Nu mag je laten zien wat ik je geleerd heb,’ zegt moeder. ‘Ik blijf hier zitten. Zoek jij maar een lekker plekje uit. Ik weet dat je het kan. Ik heb het je gisteren voorgedaan.’
Mia zoemt zo zacht mogelijk richting de slapende mens. Besluiteloos blijft ze even boven het hoofd hangen. Dan landt ze op zijn neus. Nieuwsgierig loopt Mia wat heen en weer, alvorens naar de wang af te dalen. ‘Mama, kijk eens hoe ver ik al ben!’
‘Ssssst, stil nou, straks wordt hij wakker!’
Mia sluipt verder richting het oor. Bij de ingang blijft ze staan. Stiekem gluurt ze naar binnen. Het is er donker. Zou ze het aandurven? Toch maar niet. Ze wil een ander plekje opzoeken, maar opeens krijgt ze de verrassing van haar leven.
De mens komt in beweging. Een groot object vliegt razendsnel op Mia af. Ze kan nog maar net wegvliegen.
‘Mama, mama!’ gilt Mia. ‘Wat was dat?’
‘Je hebt geluk gehad schat, dat wat nou een hand.’
‘Ooooh, een hand,’ zegt Mia ademloos. ‘En wat moet ik nu doen?’
‘Even wachten,’ zegt moeder. ‘De mens is wakker. Het is nu te gevaarlijk. Laten we maar even op het plafond gaan zitten.’
Dat is een mens,’ zegt moeder mug.
‘Wat is hij aan het doen?’
‘Hij slaapt.’
‘En nu?’
‘Nu mag je laten zien wat ik je geleerd heb,’ zegt moeder. ‘Ik blijf hier zitten. Zoek jij maar een lekker plekje uit. Ik weet dat je het kan. Ik heb het je gisteren voorgedaan.’
Mia zoemt zo zacht mogelijk richting de slapende mens. Besluiteloos blijft ze even boven het hoofd hangen. Dan landt ze op zijn neus. Nieuwsgierig loopt Mia wat heen en weer, alvorens naar de wang af te dalen. ‘Mama, kijk eens hoe ver ik al ben!’
‘Ssssst, stil nou, straks wordt hij wakker!’
Mia sluipt verder richting het oor. Bij de ingang blijft ze staan. Stiekem gluurt ze naar binnen. Het is er donker. Zou ze het aandurven? Toch maar niet. Ze wil een ander plekje opzoeken, maar opeens krijgt ze de verrassing van haar leven.
De mens komt in beweging. Een groot object vliegt razendsnel op Mia af. Ze kan nog maar net wegvliegen.
‘Mama, mama!’ gilt Mia. ‘Wat was dat?’
‘Je hebt geluk gehad schat, dat wat nou een hand.’
‘Ooooh, een hand,’ zegt Mia ademloos. ‘En wat moet ik nu doen?’
‘Even wachten,’ zegt moeder. ‘De mens is wakker. Het is nu te gevaarlijk. Laten we maar even op het plafond gaan zitten.’
‘Wat is dat voor ding waarmee de mens zwaait?’ wil Mia
weten.
‘Dat is een sok,’ zegt moeder. ‘Altijd goed oppassen dat je de sok ontwijkt. Het is een dodelijk ding.’ Moeder huivert even. ‘Je vader kan het weten.’
Mia staart stil voor zich uit. ‘Ik kan bijna niet wachten om de mens te bijten,’ fluistert ze.
‘Dat is een sok,’ zegt moeder. ‘Altijd goed oppassen dat je de sok ontwijkt. Het is een dodelijk ding.’ Moeder huivert even. ‘Je vader kan het weten.’
Mia staart stil voor zich uit. ‘Ik kan bijna niet wachten om de mens te bijten,’ fluistert ze.
Als de mens weer slaapt, wordt een nieuwe poging ondernomen.
Mia pakt het dit keer voorzichtiger aan. Ze landt op het matras en duikt onder
de lakens. Het is er lekker warm. Even later vindt ze een arm. Snuffelend loopt
ze met haar steeksnuit op en neer tot ze een plek gevonden heeft die naar haar
zin is. Tijd om te (ont)bijten.
Ze steekt haar snuit naar binnen. Al gauw vindt ze waar ze voor gekomen is. Dorstig laat Mia de mug het heerlijke vocht naar binnen glijden. Ze blijft net zo lang drinken tot haar buikje volrond is. Jam, dat was lekker!
Voorzichtig kruipt ze onder de lakens uit en kijkt naar de mens die nog heel rustig slaapt.
‘Dag mens,’ zegt Mia zacht. Ze vliegt op en gaat bij haar moeder zitten.
‘Ik ben blij dat je er weer bent meisje. Hoe was het?’
‘Heerlijk!’
Ze steekt haar snuit naar binnen. Al gauw vindt ze waar ze voor gekomen is. Dorstig laat Mia de mug het heerlijke vocht naar binnen glijden. Ze blijft net zo lang drinken tot haar buikje volrond is. Jam, dat was lekker!
Voorzichtig kruipt ze onder de lakens uit en kijkt naar de mens die nog heel rustig slaapt.
‘Dag mens,’ zegt Mia zacht. Ze vliegt op en gaat bij haar moeder zitten.
‘Ik ben blij dat je er weer bent meisje. Hoe was het?’
‘Heerlijk!’
donderdag 22 mei 2014
woensdag 21 mei 2014
donderdag 15 mei 2014
Muze in de nacht
Het licht dwaalt door de nacht
en wij blijven ons verwonderen.
Een welkom gezelschap,
een gids op onze verre reizen.
Wat staat er in de hemel geschreven?
Kunnen wij de sterren ontleden
tot hun naakte bestaan?
De dichter mijmert uit het raam.
De nacht rust
en in het midden zwijgt de maan.
en wij blijven ons verwonderen.
Een welkom gezelschap,
een gids op onze verre reizen.
Wat staat er in de hemel geschreven?
Kunnen wij de sterren ontleden
tot hun naakte bestaan?
De dichter mijmert uit het raam.
De nacht rust
en in het midden zwijgt de maan.
donderdag 8 mei 2014
maandag 5 mei 2014
woensdag 30 april 2014
Een slakkeninvasie
Tijdens een wandeling door de buurt kwam ik een
flinke verzameling (naakt)slakken tegen.
Het fluitekruid had het flink te verduren.
woensdag 23 april 2014
zaterdag 19 april 2014
Op ontdekkingstocht
Op ontdekkingstocht
Een nieuwsgierige neus
op ontdekkingstocht.
op ontdekkingstocht.
Wit en grijs dons
vecht om gezien te worden.
vecht om gezien te worden.
Hoog tussen licht en blauw
een weids armgebaar.
een weids armgebaar.
In het gras, tegen de schutting;
een lilalach laat mij stralen
een lilalach laat mij stralen
Een groene buiging in het water
prikkelt de zintuigen.
prikkelt de zintuigen.
De zon maakt vrij
en ongebonden,
verwarmt mijn ziel.
en ongebonden,
verwarmt mijn ziel.
Wit zand ontvangt
mijn voeten
in een aanbiddende oase.
mijn voeten
in een aanbiddende oase.
Abonneren op:
Posts (Atom)